Bodemscan
Aangezien de eigenschappen van de bodem binnen een perceel variaties vertoond, varieert ook de bodemvruchtbaarheid binnen een perceel. Daarom is het belangrijk om deze variaties nauwkeurig in beeld te brengen over het gehele perceel. Dit is mogelijk met een bodemscan. Eigenschappen van de bodem die kunnen verschillen zijn: de vorm en grootte van de minerale deeltjes, de pH, het organische stofgehalte, variaties van nutriënten in de bodem en de omstandigheden van de bodem, zoals natte plekken.
Aan de hand van een bodemscan kunnen deze variaties in beeld worden gebracht en uiteindelijk worden verwerkt tot een taakkaart. Hiermee kan de bodempotentie van een perceel in beeld wordt gebracht. Om de samenstelling in de bodem in beeld te brengen, wordt er gebruik gemaakt van een bodemgeleidbaarheidssensor, dit is de Dualem 21s sensor, die in bezit is van een elektromagnetische inductie (EMI) sensor. De bodemscan worden uitgevoerd door Soilmasters, dit is een samenwerking tussen Fleuren Tech, Soil services en Van den Borne aardappelen.
De EMI sensor meet de elektrische geleidbaarheid (EC) van de bodem met behulp van elektromagnetische straling. Via een wisselstroom in een zendspoel wordt er een magnetische veld opgewekt. Een andere ontvangstspoel meet de sterkte en dus de elektrische geleidbaarheid van het perceel. De EC is uiteindelijk een belangrijke maat voor de bodemvruchtbaarheid van de bodem. Want de geleidbaarheid hangt af van het vochtgehalte, de hoeveelheid en variatie aan nutriënten/zouten, de CEC, textuur (kleigehalte) en het organische stofgehalte. Hoe hoger de geleidbaarheid, hoe vruchtbaarder de grond. Deze waardes worden als data verzameld met behulp van de bodemscan, maar ook wordt bijvoorbeeld de structuur en profielopbouw in beeld gebracht met de scan. Zo kunnen natte plekken of storende lagen worden gezien en opgespoord.
De data van de bodemgeleidbaarheid kan worden verwerkt tot een (bodempotentie)taakkaart. Met deze bodempotentietaakkaart kan er variabel worden gepland, variabel (kunst)mest worden gestrooid of kan er variabel worden gedoseerd bij een gewasbescherming met herbiciden. Ook kan de scan uitwijzen op welke plekken er bemonstert moet worden en waar de beregenings- of bodemsensoren geplaats kunnen worden. Zodat er bijvoorbeeld een optimaal moment van beregenen kan worden vastgesteld. Dit zijn meestal de plekken waar de geleiding gemiddeld is.